Net als bij de mens komt de melkproductie van een koe op gang als er een zuigeling geboren wordt. Een zwangere koe heet een ‘drachtige’ koe. Ongeveer negen maanden nadat de koe bevrucht is middels kunstmatige inseminatie wordt er een prachtig jong kalfje geboren. Dit heet ‘afkalven’. Als een koe moet afkalven verhuisd ze naar een groot strohok. Hier heeft zij alle ruimte om haar kalfje te baren.
Als het kalfje is geboren krijgt het kalfje een eigen hokje en krijgt het twee tot drie dagen lang de eerste moedermelk. Deze eerste melk is donker geel en wat dikker en heet ‘biest’. In biest zitten beschermende en waardevolle voedingsstoffen die nodig zijn voor het kalf om te overleven, omdat het kalf geboren wordt zonder enige weerstand.
Na de biestperiode krijgt het kalfje drie maal daags melk gevoederd met de speenemmer en na vijf dagen begint zij ook ruwvoer (maïs, gras) en hooi en brokjes te eten.